Van Beneden, Pierre-Joseph (1809-1894)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

Van Beneden, Pierre-Joseph (1809-1894)

Dierkundige, geboren te Mechelen op 19 december 1809 en overleden te Leuven op 8 januari 1894. Vader van Édouard Van Beneden.

Biografie

Pierre-Joseph Van Beneden was de zoon van Guillaume Van Beneden en Barbara-Marie Penninckx.[1] Hij studeerde aan het Minderbroederscollege in Mechelen, alvorens hij leerling werd bij de Mechelse apotheker, Louis Stoffels. Deze laatste bezat een curiositeitenkabinet met een belangrijke collectie mineralen en fossielen. Stoffels was eveneens lid van verschillende wetenschappelijke genootschappen en stond in contact met vooraanstaande Franse en Britse wetenschappers. Hij droeg zijn interesse voor de natuurwetenschappen over aan zijn jonge leerling.[2] Van Beneden ondernam verschillende excursies naar het omringend platteland en richtte zijn eigen curiositeitenkabinet op. In 1830 nam hij deel aan de Antwerpse campagne. Stoffels moedigde hem aan om de gewonden te verzorgen en om stage te lopen in een ziekenhuis.[3]


Van Beneden besloot om zijn opleiding met een universitair diploma te vervolledigen. Hij koos voor geneeskunde aan de Universiteit van Leuven. In 1832 behaalde hij zijn diploma.[4] Dankzij de steun van Quetelet kon Van Beneden gebruik maken van een reisbeurs die hem in staat stelde om zijn opleiding te vervolledigen aan het Natuurhistorisch Museum te Parijs. Hij was nadien gepassioneerd bezig met de zoölogie. Hij studeerde enkele jaren samen met de leerlingen van de pas overleden natuurhistoricus Georges Cuvier.


Bij zijn terugkeer werd Van Beneden op 5 december 1835 samen met François-Joseph Cantraine in Gent benoemd tot geaggregeerde voor het hoger onderwijs. Hij doceerde de cursus vergelijkende anatomie. Op 27 januari 1836 schreef Van Beneden een brief naar Monseigneur de Ram, rector van de Universiteit van Leuven, om te solliciteren naar de vacante leerstoel Zoölogie en Vergelijkende Anatomie. Hij werd benoemd op 10 april en op 23 april gingen zijn lessen van start. Hij doceerde 57 jaar zoölogie, vergelijkende anatomie en paleontologie. Van Beneden verdeelde zijn tijd tussen het doceren van zijn cursussen en het onderzoek in de mariene biologie. Hij reisde naar de kusten van de Middellandse Zee, naar Sicilië en regelmatig ging hij naar Sète in de Provence, waar hij de weekdieren in hun natuurlijke omgeving ging observeren.[5]


Vanaf 1842 ging Van Beneden zich interesseren in de fauna van de Belgische kust, waarbij hij alle soorten systematisch beschreef. Omdat de ongewervelde zeedieren niet makkelijk verplaatst konden worden, richtte hij in de oesterkwekerij van zijn schoonouders een bescheiden laboratoriumlokaal in. Ondanks zijn geringe omvang en private karakter was dit 'Laboratoire des dunes' een trekpleister voor buitenlandse wetenschappers, die op studiebezoek kwamen. Ook Van Benedens studenten, zijn zoon Édouard en diens latere leerlingen bezochten met regelmaat het mariene onderzoeksstation, als aanvulling op hun ex cathedra lessen. Van Beneden verzamelde voor het Dierkundig museum van de Universiteit van Leuven (in het Koningscollege) een aanzienlijk aantal specimens.


Van Beneden verdedigde de onveranderlijkheid van de soorten en ondersteunde de ideeën van Linnaeus. Hij was streng katholiek en refereerde regelmatig naar 'de schepper'.[6] Toen Darwin in 1859 zijn Origin of Species publiceerde, werd Van Beneden belast met de presentatie van dit werk aan de Koninklijke Academie. Hij vergeleek de ideeën van Darwin met deze van Omalius d’Halloy, die hij voordien al had aangevallen, en minimaliseerde de mogelijke impact van Darwins opvattingen.[7] Van Beneden was niet systematisch gekant tegen elke vorm van evolutie. Hij benadrukte het belang van embryologie in de zoölogie en hij gebruikte daarbij argumenten die transmutatie ondersteunden. Zijn taal en zijn denken leunden gaandeweg schijnbaar dicht aan bij de evolutionaire theorieën. Toch nam hij pas naar het einde van zijn carrière toe hij enkele echt evolutionistische standpunten in, misschien onder invloed van zijn zoon, die zichzelf een overtuigd darwinist noemde.


Van Beneden werd op 15 december 1836 benoemd tot corresponderend lid van de Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles en tot lid op 15 december 1842. Hij werd in 1892 benoemd tot geassocieerd buitenlands lid van het Institut de France. In 1877 werd voor hem in Leuven een eerbetoon georganiseerd, hetzelfde gebeurde in 1886 bij zijn vijftigjarig professoraat. Een ander eerbetoon vond plaats in 1892 bij zijn vijftigjarig lidmaatschap van de Academie.[8] Van Beneden haalde met zijn onderzoek over cestodes een aantal prestigieuze prijzen binnen, zoals de Vijfjaarlijkse prijs van de Belgische Regering voor Natuurlijke Wetenschappen (periode 1847-1851, 1857-1861 en 1862-1866) en de hoofdprijs in de natuurwetenschappen aan het Institut de France.


In 1843 trouwde Van Beneden met Rosalie Valcke, waarmee hij vijf dochters en één zoon, Edouard, kreeg. Hij stierf op 8 januari 1894 aan een longontsteking. Vier jaar later huldigde Van Benedens geboortestad Mechelen in zijn eer een standbeeld in. Zoon Edouard bracht nog tijdens diens leven een medaillon met beeltenis van zijn vader in de gevel van het Zoölogisch Instituut aan.


Werken

Plaat over de Udonella Caligarum lintworm uit Recherches sur la faune littorale de Belgique: Les vers cestoïdes. Met onderaan de embryonale ontwikkeling van de lintworm, zoals die door Van Beneden was geobserveerd.
Van Beneden publiceerde tussen 1835 en 1897 350 werken over de zoölogie. De eerste handelden voornamelijk over weekdieren. Net zoals Cuvier en zijn leerlingen bestudeerde hij hun anatomie, maar hij was vooral geïnteresseerd in de embryologie. Vanaf 1842 bestudeerde hij de fauna van de Belgische kust. Hij beschreef alle soorten en publiceerde over elke soort een werk:


Van Beneden paste op het gebied van het anatomisch en embryologisch onderzoek de meest efficiënte methoden uit zijn tijd toe. Hij corrigeerde zijn theorieën aan de hand van de ontdekkingen in zijn onderzoeksdomein. Van 1847 tot 1853 belichtte hij de transmissie en de reproductie van lintwormen door het bestuderen van de ingewanden van vissen.[9] Hij bestudeerde eveneens andere parasieten en keerde zich tegen de ideeën van de School van Cuvier en tegen de verdedigers van de spontane regeneratie. Het leverde hem driemaal het laureaatschap van de de Vijfjaarlijkse prijs van de Belgische Regering voor Natuurlijke Wetenschappen op (periode 1847-1851, 1857-1861 en 1862-1866). In 1853 won Van Beneden ook de hoofdprijs in de natuurwetenschappen aan het Institut de France voor zijn antwoord op de wedstrijdvraag: L'histoire du développement des cestodes.


In 1859 verliet de hoogleraar de studie van de fauna van de Belgische kust. Naar aanleiding van een vondst van fossiele walvisskeletten in Antwerpen legde hij zich nu toe op de studie van levende en de fossiele walvissoorten. In 1865 stelde Édouard-François Dupont, de toekomstige directeur van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum, voor om de grotten aan de Lesse te onderzoeken. Van Beneden maakte alle nodige afspraken met de regering om deze exploratie mogelijk te maken en hij hield zich in het begin ook bezig met de gevonden fossielen. In 1880 determineerde hij ook dat de eerste gerecupereerde beenderen uit de steenkoolmijn van Bernissart van een Iguanadon soort afkomstig waren. Tijdens de werkzaamheden aan de fortificaties van Antwerpen, wendde Van Beneden zijn invloed aan om gevonden beenderen te recupereren. Ze werden naar het Koninklijk Natuurhistorisch Museum gebracht en werden door wetenschappers geschat op hun waarde.[10]


In een aantal van zijn latere publicaties over walvissen, ontwikkelde Van Beneden ideeën die dicht aanleunden bij een evolutionaire theorie. [11]


Van Beneden richtte zich als popularisator tot verschillende doelgroepen, ondermeer ook naar kinderen van de lagere school. Hij schreef verschillende didactische werken, zoals "Anatomie comparée", in Encyclopédie populaire belge, 3 dln, en "Zoologie médicale", in 2 volumes, 1859. In 1875 publiceerde hij Les commensaux et les parasites dans le règne animal, dat in verschillende talen werd vertaald.[12]


Publicaties

  • "Mémoire sur le Dreissena, nouveau genre de la famille des mytilacées", in Annales des sciences naturelles : Zoologie et biologie animale , vol. 3, 2de serie, Parijs, 1835, p. 193-.
  • "Mémoire sur l'anatomie de l’Helix algira", in Annales des sciences naturelles, Parijs, 1836.
  • Met WEBB., "Notices sur les mollusques du genre Parmacella", in Magasin de Zoologie, Parijs, 1836.
  • Met ROBB., "Note sur deux nouvelles espèces d’aplysies, in Magasin de Zoologie, Parijs, 1836.
  • Met WINDISCHMANN, Mémoire sur l’embryogénie des limaces, Brussel, 1841.
  • "Recherches sur quelques crustacés inférieurs", in Annales des sciences naturelles, Parijs, 1851.
  • "Anatomie comparée", in Encyclopédie populaire, Brussel, 1852.
  • Met Paul Gervais, Zoologie médicale, vol. 1 en vol. 2, 1859.
  • Description des ossements fossiles des environs d'Anvers, Brussel : Hayez, 1877 – 1886.
  • Iconographie des helminthes ou des vers parasites de l’homme, vers cestoïdes, Leuven, 1860.
  • Met Paul Gervais, Ostéographie des Cétacés vivants et fossiles, Parijs : Arthus-Bertrand, 1880.
  • "Poissons et pêche : Paléontologie des vertébrés", in Patria Belgica, vol. 7 en 10.
  • Mémoire sur les vers intestinaux, Parijs : J.-B. Baillière et Fils,, 1858.
  • "La vie animale et ses mystères", in Revue belge et étrangère de Bruxelles, Brussel, 1863.
  • "Les fouilles au trou des Nutons de Furfooz", in Revue générale de Bruxelles, Brussel, 1865.
  • Rapport sur les collections paléontologiques de l’Université de Louvain, Leuven, 1867.
  • Discours prononcé à l’issue du service funèbre célèbre pour le repos de l’âme de M. Jean-Henri Van Oyen, Leuven, 1858
  • Discours prononcé à l’issue du service funèbre célébré pour les repos de l’ame de M. Martin Martens, Leuven en Brussel, 1861.
  • Discours prononcé après les obsèques de M.H.-J. Kumps, Leuven, 1868.
  • Les chauves-souris de l’époque du mammouth et de l’époque actuelle, Londen, 1871.
  • "Les commensaux et les parasites dans le règne animal", in Bibliothèque scientifique internationale, Parijs : Germer Baillière, 1875.
  • "Une tête de baleine retirée du fond de la mer du nord", in Journal de zoologie, vol. 4, Parijs, 1875, p. 184.
  • "Un oiseau fossile nouveau des cavernes de la Nouvelle-Zélande" in Journal de zoologie, vol. 4, Parijs, 1875, p. 266.
  • "Sur l’articulation temporo-maxillaire chez les cétacés", in Archives de biologie, vol. 4, deel 3, 1882, p. 669-678.
  • "Les Basques et la baleine franche", in Le museon, t. 2, 1883, p. 269.
  • "La Baleine de l’Atlantique", in Atheneum, 23 september 1883.
  • "Description des ossements fossiles des environs d’Anvers : 1re partie : Pinnipèdes", in Annales du musée royal d’histoire naturelle de Bruxelles, 1877.
  • "Description des ossements fossiles des environs d’Anvers : 2e partie : Balénides", in Annales du musée royal d’histoire naturelle de Bruxelles, 1878.
  • "Description des ossements fossiles des environs d’Anvers : 3e partie : Megaptera", in Annales du musée royal d’histoire naturelle de Bruxelles, 1882.
  • "Description des ossements fossiles des environs d’Anvers : 4e partie : Plesiocetus", in Annales du musée royal d’histoire naturelle de Bruxelles, 1885.


Publicaties aan de Academie


Biografische notities


Referenties

  • LAMEERE, Auguste, "Van Beneden (Pierre-Joseph)", in Biographie Nationale, vol. 26, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1936-1938, kol. 184-191.
  • LAMEERE, Auguste, "Notice sur Pierre-Joseph van Beneden", in Annuaire de l’Académie royale de Belgique, 1941.
  • BRIEN, Paul, "Pierre-Joseph Van Beneden", in Florilège des sciences en Belgique pendant le 19e et le début du 20e, Brussel : Académie royale de Belgique Classe des sciences, 1968, p. 825-851.
  • FETIS Ed. en VAN BAMBEKE, Charles, "Discours prononcé au cinquantenaire de P. J. van Beneden comme membre de l’Académie royale de Belgique", in Bulletin de l’Académie royale de Belgique, vol. 23, 1892, p. 702-706.
  • DUPONT Ed., "Discours prononcé à l’inauguration de la statue de P. J. van Beneden à Malines", in Bulletin de l’Académie royale de Belgique, vol. 36, 1898, p. 702-706.
  • HAMOIR, Gabriel, "La révolution évolutionniste en Belgique. Du fixiste Pierre-Joseph Van Beneden a son fils darwiniste Edouard", in Annales de Médecine Vétérinaire, vol. 146, 2002, p. 43-48.
  • KEMNA, Adolphe, Pierre Joseph Van Beneden : la vie et l’œuvre d’un zoologiste, Anvers : Imprimerie Buschmann, 1897.
  • VAN BAMBEKE Charles, "Pierre Joseph Van Beneden, 1809-1894, in Annales de la société belge de Microscopie, vol. 20, 1896, pp. 5-18.
  • MOURLON, Michel, "Discours prononcé aux funérailles de Pierre-Joseph van Beneden", in Bulletin de l’Académie royale des Sciences, serie 3, vol. 27, 1894, deel 2, pp. 3-10.
  • BLANCHARD, E. "Sur la carrière scientifique de M. Van Beneden", in Comptes rendus des séances de l’Académie des sciences, Séance du 15 janvier 1894, vol. 118, p. 90-91.
  • BLANCHARD, E., "Pierre Joseph Van Beneden", in Proceedings of the Royal society of London, 15 Nov.1894 – 21 Mar. 1895, Vol. 57, n°346.


Noten

  1. BRIEN, Paul, "Pierre-Joseph Van Beneden", in Florilège des sciences en Belgique pendant le 19e et le début du 20e, Brussel : Académie royale de Belgique Classe des sciences, 1968, p. 827.
  2. LAMEERE, Auguste, "Van Beneden (Pierre-Joseph)", in Biographie Nationale, vol. 26, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1936-1938, kol. 184.
  3. BRIEN, Paul, "Pierre-Joseph Van Beneden", in Florilège des sciences en Belgique pendant le 19e et le début du 20e, Brussel : Académie royale de Belgique Classe des sciences, 1968, p. 828.
  4. LAMEERE, Auguste, "Van Beneden (Pierre-Joseph)", in Biographie Nationale, vol. 26, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1936-1938, kol. 185.
  5. BRIEN, Paul, "Pierre-Joseph Van Beneden", in Florilège des sciences en Belgique pendant le 19e et le début du 20e, Brussel : Académie royale de Belgique Classe des sciences, 1968, p. 830.
  6. LAMEERE, Auguste, "Notice sur Pierre-Joseph van Beneden", in Annuaire de l’Académie royale de Belgique, 1941, p. 8.
  7. BRIEN, Paul, "Pierre-Joseph Van Beneden", in Florilège des sciences en Belgique pendant le 19e et le début du 20e, Brussel : Académie royale de Belgique Classe des sciences, 1968, p. 835.
  8. LAMEERE, Auguste, "Notice sur Pierre-Joseph van Beneden", in Annuaire de l’Académie royale de Belgique, 1941, p. 11.
  9. LAMEERE, Auguste, "Notice sur Pierre-Joseph van Beneden", in Annuaire de l’Académie royale de Belgique, 1941, p. 7.
  10. LAMEERE, Auguste, "Notice sur Pierre-Joseph van Beneden", in Annuaire de l’Académie royale de Belgique, 1941, p. 11.
  11. LAMEERE, Auguste, "Notice sur Pierre-Joseph van Beneden", in Annuaire de l’Académie royale de Belgique, 1941, p. 8.