Koninklijk Belgisch instituut voor natuurwetenschappen - Institut royal des sciences naturelles de Belgique
1948- | Koninklijk Belgisch instituut voor natuurwetenschappen - Institut royal des sciences naturelles de Belgique |
1846 - 1948 | Musée royal d’histoire naturelle de Belgique |
1802-1843 | Museum voor Wetenschappen en Letteren van Brussel |
Historiek
In 1840 werd een commissie opgericht die werd belast met de schatting van de wetenschappelijke collecties van het Museum voor Wetenschappen en Letteren van Brussel, voorafgaandelijk aan hun overheveling naar de nationale overheid. Onder de commissieleden bevonden zich Wesmael, Cantraine, Lacordaire en Van Beneden. Burggraaf Bernard du Bus de Gisignies was voorzitter.[1] Op 31 december 1842 verwierf de Belgische staat de museumstukken en in 1846 werd het Musée royal des sciences naturelles, het Koninklijk Natuurhistorisch Museum in het leven geroepen. De instelling stelde zich op dat moment als doel om dieren uit verschillende werelddelen samen te brengen. De eerste directeur van het museum was burggraaf Bernard du Bus de Gisignies. Toen in 1860 bij fortificatiewerken in de stad Antwerpen verschillende beenderresten van dieren werden gevonden, besliste de nationale overheid dat deze paleontologische stukken aan het natuurhistorisch museum moesten worden overgedragen. In 1868 werd de taakomschrijving van de instelling officieel vastgelegd; voortaan zou het Natuurhistorisch Museum de exploratie van het Belgisch grondgebied, onder meer via opgravingen, en de studie van dierlijke en plantaardige specimen voor zich nemen.
De spectaculaire opgravingen van een aantal skeletten van iguanodons in het Henegouwse stadje Bernissart tussen 1877 en 1881, noopten het museum om uit te kijken naar grotere zalen waar de unieke vondst beter tot zijn recht zou komen. In 1891 werd de museuminboedel daarom overgebracht naar het oude klooster van de zusters Redemptoristen in het Leopold Park , waar in 1895 een vleugel werd toegevoegd.
In het begin van de twintigste eeuw werden de taken van het museum meer divers. Zo werd de instelling eveneens belast met de organisatie van verafgelegen exploraties, met de studie van dieren in hun natuurlijke habitat, met laboratoriumwerk en met het organiseren van tijdelijke en vaste educatieve tentoonstellingen met als doel het volk te onderrichten. In 1948 werd het Musée d’histoire naturelle tot Institut royal des sciences naturelles de Belgique omgedoopt en in verschillende secties onderverdeeld: antropologie en prehistorie, gewervelde en ongewervelde dieren ( zowel fossiele als recente), entomologie, paleobotanica, ecologie, hydrobiologie, oceanografie en mineralogie. Er werden ook een documentatiedienst en een educatieve dienst ingericht.
Directeurs
1846-1867 | Burggraaf Bernard du Bus de Gisignies |
1868-1909 | Édouard Dupont |
1909-1925 | Gustave Gilson |
1925-1948 | Victor Van Straelen |
ad interim 1954-1958 | Eugène Leloup |
1958-1978 | André Capart |
ad interim 1978-1984 1985-1988 |
Xavier Misonne |
ad interim 1988-2006 | Daniel Cahen |
2006- | Camille Pisani |
Externe link
Het museum stelt op vandaag haar activiteiten voor op de website van het museum.
Bibliografie
- VERSAILLES, Anne en VIVÉ, Anne, Du musée à l'institut : 150 ans de sciences naturelles, Brussel, 1996.
- Le mouvement scientifique en Belgique 1830-1905, volume 1, Luik, 1907.
Noten
- ↑ VAN BENEDEN, Pierre-Joseph, "Notice sur Bernard-Amé-Léonard vicomte du Bus de Gisignies, membre de l’Académie", in: Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1883, 243.