Van Houtte, Louis-Benoit (1810-1876)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Wetenschap en tuinbouw gingen voor Van Houtte hand in hand. Hier visueel voorgesteld in het glasraam van het rijkslandbouwinstituut van Gentbrugge. Bron: Beeldbank CAG.

Tuinbouwkundige en autodidact botanist, geboren op 29 juni 1810 in Ieper en gestorven op 9 mei 1876 in Gentbrugge.



Biografie

Van Houtte, zoon van een rijk ondernemersgezin, werd op vijftienjarige leeftijd naar Parijs gestuurd om er een diploma te behalen aan de befaamde Parijse Ecole Spéciale de Commerce et d’Industrie. Na zijn studies werkte Van Houtte twee jaar lang in Clermont-Ferrand als medewerker in een bank. Hij maakte in deze periode heel wat excursies in de omliggende natuur en was ook een vast bezoeker van de Parijse Jardin des Plantes. In 1828 keerde Van Houtte naar Brussel terug. Hij nam deel aan de revolutionaire gebeurtenissen van 1830-1831 en trad daarna als ambtenaar in dienst van het ministerie van Financiën van de eerste Belgische regering. Twee jaar later echter diende hij zijn ontslag in, om zich voltijds met tuinbouw en plantkunde bezig te houden. Hij opende een tuinbouwzaak en richtte, samen met de Luikse hoogleraar plantkunde Charles Morren, het tijdschrift L'Horticulteur belge op. Rond 1834 scheepte Van Houtte in voor een expeditie naar Brazilië, in opdracht van de rijke Antwerpse cactusverzamelaar Parthon-Devon. In ruil voor financiële ondersteuning aanvaardde hij ook verzamelopdrachten van koning Leopold I, de Brusselse plantentuin en het Natuurhistorisch museum van Brussel. Van Houtte doorkruiste na Brazilië ook nog Guatemala, Honduras en de Kaapverdische Eilanden. Op verzoek van de Société royale d’horticulture de Belgique keerde hij in 1836 naar België terug om de werking van de zieltogende botanische tuin van Brussel in handen te nemen. Onder andere de financiële moeilijkheden waarin de tuin verkeerde stelden de directeur voor talrijke problemen. Na twee jaar zonder vooruitgang verliet Van Houtte in 1838 in stilte zijn post in de plantentuin.


De Victoria Regia-serre trok heel wat bezoekers. Bron: Beeldbank CAG.
Vanaf dit moment wijdde Van Houtte zich voltijds aan de tuinbouwhandel. Hij vestigde zich in Gentbrugge en richtte samen met de boomkweker Adolphe Papeleu een bloemenkwekerij op, op een stuk grond dat ze van Alexandre Verschaffelt huurden.[1] Hun aanbod omvatte onder meer variëteiten van Rhododendron simsii, Camellia japonica, geraniums en azalea's. Toen Papeleu in 1844 vertrok, zette Van Houtte de zaak alleen verder. Hij ging zich op de kweek van eigen kruisingen toeleggen. Hij creëerde het geslacht Rogiera (Rubiaceae) ter ere van zijn vriend minister Charles Rogier, die hem meermaals hielp gedurende zijn lange loopbaan. De voorliefde van Van Houtte ging voornamelijk uit naar de narcis- en leliefamilie. Hij commercialiseerde de befaamde Gentse gladiool die aan de wieg stond van de moderne gladioolcultivars. Zijn firma teelde ook fruitbomen. Vooral het kweken van peren genoot Van Houttes belangstelling.

Het Etablissement Van Houtte ontwikkelde zich al snel tot een zeer succesvolle firma met internationale faam, die leverde aan heel wat koninklijke hoven in Europa. Rond 1845 begon Van Houtte plantenverzamelaars uit te sturen naar Zuid- en Centraal-Amerika. Ze brachten orchideeën en andere exotische planten mee. De bouw van een speciale Victoria regia-serre was een opstapje om internationale aandacht op zijn bedrijf te vestigen. In 1850 slaagde Van Houtte erin de reuzewaterlelie Victoria amazonica als eerste op het Europese vasteland in bloei te trekken. Tegen 1870 was de Firma Van Houtte de meest succesvolle van België, met een oppervlakte van veertien hectares waarop vijftig serres stonden. Van Houtte gaf sinds 1845 ook een prestigieus tuinbouwkundig tijdschrift, Flore des serres et des Jardins de l'Europe, uit.


Stoet ter ere van het honderdjarig jubileum van Van Houttes geboorte. Bron: Beeldbank CAG
Omdat hij behoefte had aan wetenschappelijk onderlegde tuinders kreeg Van Houtte in 1849 de toelating van de Belgische staat om met overheidssubsidies binnen zijn bedrijf een tuinbouwschool op te richten, de eerste van het continent.[2] Van Houtte werd zelf directeur van de Rijkstuinbouwschool en bleef gedurende een kwarteeuw deze post behouden. In 1854 werd Van Houtte burgemeester van Gentbrugge. Hij bleef dit tot aan zijn dood. Daarnaast was hij lid van de Société royale d'agriculture et de botanique de Gand. Van Houtte presenteerde zich ook als een – vroege – ecologist, die zich tegen de Braziliaanse bomenkap kantte. Bij zijn dood in 1876 was Van Houtte de meest gerenommeerde tuinbouwer van Europa. Na zijn overlijden zette zijn zoon de activiteiten verder. Van Houtte zelf kreeg in 1910 een standbeeld door Paul De Vigne in Gentbrugge in de straat die naar hem werd genoemd.





Publicaties

Alle delen zijn online te raadplegen. Zie hiervoor notitie op Bestor.
  • Flore des serres et des Jardins de l'Europe, (1845-1883)
Tuinbouwkundig luxetijdschrift, gebundeld in drieëntwintig volumes met ruim twee duizend ingekleurde litho's van planten en bloemen. De abonnementsprijs van 40 frank was niet gering, zowat een maandloon voor een landarbeider in die tijd. Vanaf het tweede jaar bedroeg de oplage 1500 exemplaren.
Allle jaargangen zijn digitaal te raadplegen: Flore des serres et des jardins de l’Europe op Botanicus.org.
  • Hortus Vanhoutteanus ou description de plantes nouvelles, rares ou peu connues, introduites dans les jardins de Louis van Houtte, horticulteur à Gand, (1845-1846).


Bibliografie

  • Buyssens, A., Notice biographique sur Louis Van Houtte, Gent, 1913.
  • Dhaeze-Van Ryssel, Luc, e.a., Louis Benoît Van Houtte. De Gentse tuinbouwprins uit de 19de eeuw, Gent.
Zie ook Louis Van Houtte / De Gentse tuinbouwprins uit de 19de eeuw door Luc Dhaeze-Van Ryssel, René Deherdt, Lucien Debersaques en Ronald Viane.
  • PYNAERT, Ch. de, "Van Houtte (Louis)", in: Biographie Nationale, d. 26, 1936-1938, kol. 432-433.


Noten

  1. In Gent was sinds het begin van de 19de eeuw een bijzondere belangstelling ontstaan voor de sierteelt en tuinbouw.
  2. De oprichting kaderde binnen een landbouwonderwijsoffensief van minister Rogier. Ook op andere plaatsen in België kwamen, op initiatief van gemeenteoverheden of grootgrondbezitters en met een kleine vergoeding van staatswege, rijkslandbouwscholen tot stand.