Béthune, Pierre Félix, baron de (1909-1991)

From Bestor_NL
Revision as of 15:39, 9 July 2021 by Bestor (talk | contribs)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to: navigation, search

Geoloog, geomorfoloog en baron, geboren te Elsene op 23 maart 1909 en overleden te Louvain-la-Neuve op 20 maart 1991.


Biografie

Pierre de Béthune werd geboren te Elsene op 23 maart 1909. In 1919 vergezelde hij zijn vader op missie naar Rome. In 1931 studeerde hij af als mijningenieur aan de UCL. Hij deed zijn legerdienst bij de artillerie. In 1933 behaalde hij een master of science aan de Universiteit van Wisconsin. Hij verbleef aan deze universiteit van 1932 tot 1933 dankzij een C.R.B-beurs. Hij was zes maanden assistent aan het Mijndepartement aan de Universiteit van Columbia (NY). In 1934 werkte hij aan de mijnprospectie van Flathead in British Columbia.[1] In 1936 keerde hij terug naar Europa, waar hij de Universiteiten van Leiden en Amsterdam bezocht. Hij bracht ook een bezoek aan het Geologisch Bureau te Heerlen, waar hij zich vooral interesseerde in de petrografie van steenkool. Hij maakte ook een studiereis naar de Alpen, waar hij de tectoniek van dit gebergte bestudeerde.[2]
Hij bouwde ook een academische carrière uit. In 1936 werd hij benoemd tot docent en in 1939 werd hij hoogleraar aan de UCL. Hij doceerde in het nederlands en het frans fysische geografie, petrografie, structurele geologie en inleidingen tot de mineralogie en de geologie. Naast doceren vervulde hij ook een aantal administratieve functies aan de UCL. Hij was academisch secretaris, decaan van de Faculteit Wetenschappen, directeur van het Centre de Calcul en lid van de academische programmatiegroep geweest.[3]
In het begin van de jaren ’60 besefte hij het belang van de elektronische microsonde ontwikkeld door Castaing. In 1965 verzamelde hij aan het FCFO (Fonds voor Collectief Fundamenteel Onderzoek) de nodige fondsen om hierrond een laboratorium op te richten. Het laboratorium deed petrografisch onderzoek aan de hand van de microsonde.[4]
Hij werd in 1977 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique , lid in 1986, directeur van de Klasse Wetenschappen en voorzitter van de Academie in 1990. Hij was lid van het Nationaal Comité voor Geologische Wetenschappen en van het Nationaal Comité voor Geografie.[5] Eind 1950 stond hij mee aan de basis van het Nationaal Centrum voor Geomorfologisch Onderzoek. Hij was lid van het Directiecomité van deze instelling.
Hij was voorzitter van de Société géologique de Belgique, administrateur van de Universiteit Lovanium (Universiteit van Congo en Rwanda-Urundi) en vice-president van de commissie geologie en geografie aan het NFWO.
Hij was visiting professor aan de Universiteit van Californië.
Hij overleed te Louvain-la-Neuve op 20 maart 1991.

Werken

Zijn onderzoeksbezigheden waren verdeeld over de geomorfologie en de petrografie, met bijzondere aandacht voor tektonische problemen. In 1950 werkte hij over Kivu waar hij onderzoek deed naar de goudafzetting in Lubongola en naar tin in Migamba. Hij deed ook een metamorfologisch onderzoek naar de bergen van Ruindi. Tussen 1956 en 1960 publiceerde hij over het carbonaat van Leushe.[6] Sinds de jaren '60 liet hij zijn studenten petrografische microanalyses uitvoeren met behulp van de elektronische microsonde. Hij maakte naam met zijn werk over het Appalachenreliëf en de erosiecyclus, alsook over het metamorfisme van de Ardennen.[7]
In 1936 publiceerde hij de resultaten van zijn geologisch onderzoek in British Columbia. Het was meer dan een geologische beschrijving van Flathead Townsite. Hij was ook geïnteresseerd in de geomorfologie en publiceerde hierover verschillende werken. In 1937 schreef hij de studie Elements tectoniques ayant détérminé le cours de l'Alameda en Californie centrale.
Hij schreef in 1950 een rapport over het geologisch onderwijs in opdracht van UNESCO.[8]
In 1952 beschreef hij de structuur van de Belgische steenkoolbekkens.
In 1954 publiceerde hij een geologische kaart van België op een schaal 1/500.000 ste. In 1967 schreef hij:Quelques réflections sur la composante horizontale de la mobilité tectonique.[9]

Wetenschapsgeschiedenis
Hij schreef een geschiedenis over de theorievorming rond en het onderzoek naar het metamorfisme in de Ardennen.
Hij maakte in 1989 een publicatie over de geschiedenis van de geologie aan de UCL.

Publicaties

  • Lijst met publicaties in: Delmer, André & Laudron, Dominique "Pierre de Béthune", In: Annuaire ARB, jaargang 1995, p. 51-60.


Bibliografie

  • Delmer, André, "de Béthune Pierre", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 9, Brussel: ARB, p.105-106.
  • Delmer, André, & Laudron, Dominique, "Pierre de Béthune", In: Annuaire ARB, jaargang 1995, p. 43-60.


Nota’s

  1. Delmer, André, "de Béthune Pierre", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 9, Brussel: ARB, p. 105-106.
  2. Delmer, André & Laudron, Dominique, "Pierre de Béthune",In: Annuaire ARB, jaargang 1995, p. 43-51.
  3. Delmer, André, "de Béthune Pierre", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 9, Brussel: ARB, p.105-106.
  4. Delmer, André & Laudron, Dominique,"Pierre de Béthune", In: Annuaire ARB, jaargang 1995, p. 43-51.
  5. Delmer, André, "de Béthune Pierre", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 9, Brussel: ARB, p. 105-106.
  6. Delmer, André & Laudron, Dominique, "Pierre de Béthune",In: Annuaire ARB, jaargang 1995, p. 43-51.
  7. Groessens, Eric & Groessens-Van Dyck, Marie-Claire, "De aardwetenschappen", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.223.
  8. Rapport uit 1950 geconsulteerd op 03/01/2011 om 15u.
  9. Delmer, André, "de Béthune Pierre", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 9, Brussel: ARB, p.105-106.