Société royale de zoologie, d'Horticulture et d'agrément de la ville de Bruxelles

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

Oprichter van de Dierentuin van Brussel.


Historiek

De Société royale de zoologie, d'horticulture et d'agrément de la ville de Bruxelles werd opgericht door koninklijk besluit op 30 augustus 1851. De nieuwe associatie was een aandeelhoudersvennootschap, en had dus een levensduur van vijfentwintig jaar. Ze stelde zich tot doel om een stedelijke ontmoetingsplaats en plek van vermaak te creëren, met een pittoreske tuin, salons, feestzalen, zalen voor dierkundige en plantkundige collecties, voor tentoonstellingen van kunst en natuurproducten en voor literaire en wetenschappelijke conferenties en lezingen. Eén van de leden, ridder du Bois de Bianco stelde hiervoor zijn gronden in de gemeenten Elsene, Etterbeek en Sint-Joost-Ten-Node ter beschikking. Het terrein bedroeg 6,5 hectares en bevatte een huis met stallen, een hoenderhof, schuur, tuin en moestuin, park, ijskelder, meer, paviljoenen en tien huizen met eigen tuintje.[1] De Société vestigde zich in de Leopoldwijk in het huidige Leopoldpark en benutte alle geschonken ruimtes. De architecten Alphonse Balat en Louis Fuchs werden belast met de inrichting van de tuin. In 1853 construeerde Balat de Victoria Regia-serre.


Eerste algemene directeur was Emile Le Boeuf. In 1852 werden de zoölogische collecties beheerd door baron Johann Wilhelm von Müller en de tuinbouwkundige activiteiten door Jean Linden. In 1852 waren er 710 aandeelhouders, afkomstig uit de hoge burgerij en aristocratie van de Leopoldwijk. Maar al heel vroeg werd duidelijk dat de Société slecht beheerd werd. In plaats van eerst een solide aantal aandeelhouders te verzamelen, ging men direct over tot het uitkeren van intresten. De noodzakelijke uitgaven voor de inrichting putten de schatkist van de Sociéte bovendien al heel snel uit. In 1853 rapporteerde men de dood van 140 van de 567 dieren. Twee jaar laten werden nog steeds klachten opgetekend over de investeringslasten, de kostprijs van het dierenvoedsel en het hoge sterftecijfer onder de dierenpopulatie. De reputatie van de vereniging werd hierdoor aangetast en er boden zich geen kopers meer aan voor de 1200 aandelen.


In 1856 nam de directeur van de dierkundige afdeling ontslag. Jean Linden nam de wetenschappelijke leiding over. Dankzij een nieuwe lening in 1860 kon een oud klooster van de zusters redemptoristen worden aangekocht en omgevormd tot een restaurant, een leeskabinet, een feestzaal en een dierkundig museum. De oppervlakte van het terrein werd opgevoerd naar elf hectaren. Linden diende in 1861 zijn ontslag in. Hij kreeg voor privégebruik een woonhuis en serres op het terrein ter beschikking gesteld. Hij werd vervangen door Nicolas Funck.


In 1869 telde men nog steeds slechts 1105 aandeelhouders. De plannen om een echte dierentuin zoals in Antwerpen op te richten, bleven omwille van de onstabiele financiële situatie dode letter. Op 4 juni 1876 besliste de algemene vergadering van aandeelhouders om de vereniging failliet te verklaren. Drie pogingen om het park te verkopen in 1877 draaiden op niets uit. Uiteindelijk werd de tuin overgekocht door de stad Brussel en omgevormd tot een publieke tuin in 1880.


Stichtende leden

Onder de stichtende leden bevonden zich:

  1. Louis Claessens-Moris
  2. de Bruyn Jean-Marie
  3. Graaf de Cornelissen
  4. Ridder Jean-Jacques du Bois de Bianco
  5. Charles Guillery
  6. Louis Jehotte
  7. Emile Le Boeuf
  8. Comte Hadelin de Liedekerke-Beaufort
  9. Jean Linden
  10. Auguste Orts
  11. Jules Putzeys
  12. Louis-Joseph Symon-Brunelle
  13. Jacques Verreyt
  14. Alexandre-Joseph Watteeu

Een complete lijst vindt men op: Ledenlijst van de Société royale de zoologie, d'horticulture et d'agrément de Bruxelles


Zetel

De zetel van de vereniging bevond zich in de Leopoldwijk, de tuin is het huidige Leopoldpark.


Organisatie

De Société bestond uit ereleden [2] en effectieve leden – zij die één of meerdere aandelen bezaten.[3] De Société werd bestuurd door een Administratieve Raad, samengesteld uit negen leden onder leiding van een algemene directeur. De Raad koos uit haar midden een voorzitter.

De eerste Administratieve Raad in 1851:

  • Comte Hadelin de Liedekerke-Beaufort
  • Louis Claessens-Moris
  • Comte de Cornelissen
  • Louis Jenotte
  • Louis-Joseph Symon-Brunelle
  • Jacques Verreyt
  • Alexandre-Joseph Watteeu
  • Auguste Orts
  • [[[Putzeys, Jules Antoine Adolphe Henri (1809-1882)|Jules Putzeys]]

De eerste algemene directeur was Emile Le Boeuf. In 1851 werd Jean Linden aangenomen als directeur voor het toezicht op de dierkundige, plantkundige en tuinbouwkundige wetenschappelijke collecties. Het jaar daarop werd geopteerd voor een dubbel directeurschap: met baron John Wilhelm de Muller voor het dierkundig luik en Linden voor het botanisch en tuinbouwkundig luik. De Algemene vergadering werd één maal per jaar, in maart, bijeengeroepen en verzamelde alle effectieve leden.


Publicaties


Bibliografie

  • BRAUMAN, A., Le parc Léopold 1850-1950 : le zoo, la cité scientifique et la ville, 1985, 12-22.
KBR: BD 30.688/34 (Magazijn - Bibliographie de Belgique, Wettelijk depot)


Externe links


Noten

  1. Tegen 1853 bedroeg de oppervlakte, na aankopen door de vereniging, al negen hectares.
  2. Het toetredingsarief voor ereleden was 50 frank en een jaarlijks lidgeld van 50 frank.
  3. Het jaarlijks lidgeld van de effectieve leden bedroeg 20 frank. Het park en de activiteiten waren toegankelijk voor effectieve leden en hun familie.